In de Brabantse regio De Kempen hebben vier gemeenten al bij het eerste Sportakkoord de handen ineengeslagen. Bergeijk, Eersel, Bladel en Reusel-De Mierden tellen samen ruim 80.000 inwoners. Dat geeft voldoende schaal om initiatieven slaagkansen te bieden. En het maakt het ook mogelijk om de beste praktijken van elkaar over te nemen in plaats van viermaal het wiel uit te vinden.
De vier gemeenten hebben gezamenlijk Stichting Kempen in Beweging opgericht. Het bezielende voorzitterschap is in handen van Ronald van Kouteren, ondernemer en tevens voorzitter van de sportvereniging Avanti-Turnivo. “Maar ik ben bepaald niet de enige die er zijn schouders onder zet”, zegt hij. “We hebben ervoor gezorgd dat ieder bestuurslid veel expertise meeneemt vanuit zijn of haar professionele achtergrond. Denk bijvoorbeeld aan een accountant en een ervaren fysiotherapeut. We hebben het bestuur ook opzettelijk pluriform samengesteld, zodat je geen opeenstapeling van dezelfde expertise krijgt. Diezelfde rijkdom aan kennis en ervaring hebben we verzameld in zowel de raad van advies als de raad van toezicht. Daarin zitten onder anderen iemand van de Atletiekunie en iemand van NOC*NSF.”
Zonder Sportraad
Kennisuitwisseling staat centraal in de aanpak van Kempen in Beweging. Van Kouteren: “Er was bijvoorbeeld al een aangepast sportaanbod van een fysiotherapeut. Dat richtte zich op chronisch zieken die na twaalf behandelbeurten het einde van de polis-limiet hadden bereikt, maar nog wel veel baat zouden hebben bij een voortzetting ervan in de vorm van een beweegprogramma. Als de verzekering niet meer meewerkt, vinden we wel een andere oplossing. Wanneer zoiets een succes is in de ene gemeente, kijken we of hetzelfde kan worden geïnitieerd in de drie andere. Dat soort initiatieven is trouwens geen nieuwigheid van het afgelopen jaar. Wij hadden bijvoorbeeld al een voorschot genomen op het idee van samenwerking met de POS-leden. Ik denk dat die voorsprong het gevolg is van het feit dat wij in de Kempen nooit een Sportraad hebben gehad. Dan word je daarin toch wat afgeremd, vrees ik.”
De opstap
Een van de belangrijkste doelstellingen van het Sportakkoord is jongeren die onvoldoende sporten en bewegen zover te krijgen dat ze dat alsnog gaan doen. “Wij hebben in onze gemeenten nu een aantal jongeren tussen 14 en 25 jaar oud weten te identificeren en bereiken”, vertelt Van Kouteren. “Zij vinden moeilijk hun weg naar een eigen plek in de maatschappij en ze vinden – niet verwonderlijk – ook geen aansluiting bij het reguliere sportaanbod”, aldus Van Kouteren. “Voor deze jongeren zou de sportschool een ideale opstap kunnen zijn. Dankzij een programma op maat kunnen we ervoor zorgen dat zij plezier in het sporten krijgen en als gevolg daarvan – heel belangrijk – meer vertrouwen in hun eigen lichaam en voorkomen. Dat laatste helpt hen weer succesvoller te worden in het afronden van een opleiding of het vinden van een baan. Zulke projecten kunnen wel financiële steun gebruiken, maar dat is de volgende taak die wij dan op ons nemen. Dankzij GALA en de Brede SPUK kunnen we onder dit tweede Sportakkoord méér doen voor méér doelgroepen en dat is heel positief.”
Stimulans tussendoor
Belangrijk is echter niet alleen dat doelgroepen in beweging komen, maar ook dat ze in beweging blijven. Een project dat halverwege verzandt in futloosheid en afhaken, is ook maar half geslaagd. Ook daarom is onderlinge kennisuitwisseling zo positief. Op tijd een succesverhaal horen, extra financiële steun krijgen of samenkomen met andere vrijwilligers of professionals kan voldoende zijn om de bal aan het rollen te houden.
Van Kouteren: “In elk van de vier gemeenten bestaat het initiatief van de tandemfiets – een duofiets met een blinde of slechtziende achteraan en een goedziende persoon vooraan. Het aantal aanvragen nam geleidelijk toe en op een bepaald moment reed men zich vast, omdat er slechts een beperkt aantal fietsen is. Wij hebben nu de aanschaf van een extra tandemfiets gefinancierd, zodat het project kan uitbreiden. Ook onze bijeenkomsten en webinars fungeren als een stimulans tussendoor. Het mooie hiervan vind ik dat ook de schaal van die evenementen zelf groeit. De eerste keer dat we sprekers uitnodigden, trok dat tussen de tien en vijftien toehoorders aan. Op de meest recente kaderdag hadden we al twaalf sprekers, voor zeer verschillende thema’s, zoals ‘voorkom blessures’ en ‘creëer een veilig sportklimaat’, en toen zaten er al zeventig mensen in de zaal. Dat is volgens mij van essentieel belang voor een succesvol Sportakkoord: het enthousiasme niet laten verslappen.”
Onder de radar vallen
Ook Alkmaar is een gemeente die voor Sportakkoord II kan voortbouwen op het vele dat al tijdens het eerste akkoord is bereikt. Maar de beoogde verbreding en verdieping is zeker geen overbodige luxe, vindt Lotte van de Graaff, beleidsadviseur sport. “Nogal wat mensen die niet sporten, hebben op meerdere vlakken problemen, en niet alleen op het fysieke. Ze zijn moeilijk te bereiken. En als je ze eenmaal hebt bereikt, hebben ze behoefte aan een intensieve begeleiding, meestal in een aangepaste groep, soms zelf een-op-een. Met enkel een mooi aanbod kom je er niet. Om ze toch in beweging te krijgen is de hulp vanuit verschillende partners, zoals de bedoeling is van Sportakkoord II, erg welkom.”
Haar collega Eline Swanink voegt daaraan toe dat de professionals van het sportieve domein erg gebaat zijn bij het brede netwerk dat ze nu samen met anderen uit het sociale domein vormen. “Als een doelgroep moeilijk bereikbaar is, wil dat zeggen dat de mensen makkelijk onder de radar kunnen vallen. Nu kunnen zowel medewerkers van onze sociale dienst Zaffier, die mensen helpt bij werk en inkomen, als een huisdokter of andere zorgdeskundige, maar ook de maatschappelijke partners zoals iemand van een wijkcentrum, een jeugd- en gezinscoach of een buurtsportcoach, een probleem signaleren. We hebben meer ogen die achter de voordeur kunnen kijken. Zo komen we in gesprek met deze persoon en kunnen we een interventie voorstellen.”
Uitstromen
Wie GA!, het bredere Plan van Aanpak leest, dat Alkmaar heeft opgesteld, raakt onder de indruk van de grote hoeveelheid data die de gemeente, deels ook via de partners uit het sociaal domein, de voorbije jaren verzameld heeft. Er komt goed uit naar voren in welke opzichten de stad een bevolking heeft die weinig afwijkt van het gemiddelde van Nederland. Dat geldt bijvoorbeeld voor de verwachte stijging in het aantal 75-plussers en in het aantal gezinnen met een bijstandsuitkering (een fractie lager dan landelijk). De arbeidsparticipatie ligt op 72 procent en de werkloosheid op amper drie procent. Alkmaar is bepaald geen ongezonde of ongelukkige stad, maar ook in West-Friesland maken ouderen een ongelukkige val, wordt gerookt en te veel alcohol gedronken en bestaat obesitas. De Gezonde Generatie van 2040 is nog ver weg.
“Wat we nu doen, is verder kijken dan de duur van de interventies”, zegt Lotte van de Graaff. “In het ideale geval stroomt iemand na het doorlopen van een aangepast sport- en beweegprogramma automatisch door naar het reguliere sportaanbod van de verengingen. Dat gebeurt echter in nog te veel gevallen niet. Voorheen hadden we er onvoldoende zicht op waar die mensen naar uitstroomden, nu brengen we dat veel beter in kaart. We kunnen meer monitoren en beter evalueren. Aan de hand van die inzichten kunnen we sportverenigingen, het sportaanbod van ‘Sport Vitaal’ en ondernemende sportaanbieders helpen om toch die aansluiting te maken met deze afhakers.”
Eline Swanink noemt als concreet voorbeeld de jongeren in de onderbouw van de middelbare school. “Voor velen van hen wordt het na de overgang van de basisschool te druk – sociale verplichtingen, huiswerk en dan ook nog eens twee keer in de week trainen en op zaterdag wedstrijden spelen. De oplossing is om het competitieve karakter van de sport te verlagen. Sporten als rugby en urban sports blijken zich uitstekend te lenen voor een meer recreatief spel, met minder druk. Als de verenigingen of sportieve ondernemers daar actief op inspelen, kunnen we voorkomen dat een bepaalde groep jongeren afhaakt. En als ze in die schooljaren blijven sporten, is de kans groot dat ze ook later in hun leven blijven sporten.”
De mazen dichten
Alkmaar toonde zich al tijdens Sportakkoord I een ondernemende en ook vernieuwende gemeente op dit vlak. Zo tekende ze tijdens corona tal van wandelroutes via stoeptegels en stimuleerde zo de lokale bevolking tijdens de lockdowns veelvuldig naar buiten te komen voor een ommetje. Dit initiatief werd elders in het land gekopieerd en soms nog verfijnd.
Voor dit nieuwe Sportakkoord lijken de verbindingen met het sociaal en maatschappelijk domein en de vele partners daarbuiten niet alleen tijdig te zijn gemaakt, maar ook goed te zijn geolied. Alkmaar lijkt het verbrede netwerk en het versterkte fundament te gebruiken om de mazen in het net te dichten, zodat ook werkelijk iedereen die behoefte heeft aan een interventie met mogelijkheid tot aansluitend een structureel beweegaanbod, bereikt wordt. De gemeente benut het nieuwe netwerk bovendien om te voorkomen dat het effect van interventies even tijdelijk is als het karakter ervan. Dat ideale scenario, waarin de doorstroming van aangepast naar regulier sporten vanzelf gaat, is misschien toch niet zo onrealistisch. Tenminste, met een Sportakkoord dat consequent wordt doordacht en doorgevoerd, zoals hier.
Dit artikel is ook verschenen in magazine Sport & Gemeenten (december 2023)